Stamboom Sander Vermeulen

Stamboom Sander Vermeulen

Pop-up teksten als webpagina

Terug naar begin

Nieuw-Beijerland

Nieuw-Beijerland ontstond toen de dochters van Filips van Egmont de "gorzen van Egmont" (ten westen van het door hem in 1557 drooggelegde Beijerland) in 1582 gingen droogleggen. In 1629 bestond het dorp Nieuw-Beijerland uit 140 huizen en een korenmolen. De korenmolen is waarschijnlijk de "eerste Windlust" die daar ongeveer tussen 1621 en 1703 heeft gestaan. Mogelijk heeft Jan Janse van der Meulen daar als molenaar of molenaarsknecht gewerkt.


Hoekse Waard in 1680
(noorden is rechts)

Rampjaar 1672

In juni 1672 naderden de Franse legers Gorinchem, waarop veldmaarschalk Wirtz op 19 juni de sluizen open liet zetten om de Hollandse Waterlinie compleet te maken. Ondanks tegenwerking van de boeren liep een groot deel van de Alblasserwaard onder water. Net op tijd, want op 30 juni stonden de Fransen voor de poorten van Gorinchem. Na enkele maanden van schermutselingen in de buurt trokken de Fransen zich eind 1672 terug.


Hollandse Waterlinie in 1672

Rampjaar 1672

Willem Tichelaer werd in 1644 in Oud-Beijerland geboren als zoon van chirurgijn Willem Jansz. Tichelaer. Later werd hij barbier en chirurgijn in Piershil.

Tichelaer was bepaald geen gezellige man; het was een grote vent die regelmatig ruzie had en zocht. Cornelis de Witt was in die dagen ruwaard (officier van justitie), en hij veroordeelde Tichelaer na een incident tot een boete en openbare excuses.

Op 8 juli 1672 ging hij onaangekondigd naar het woonhuis van De Witt in Dordrecht. Volgens Tichelaer om te vragen de veroordeling in te trekken. Tichelaer heeft later altijd volgehouden dat De Witt dat wel wilde doen maar dat Tichelaer dan prins Willem III moest vergiftigen.

Tichelaer ging naar het legerkamp van de prins en deed daar z’n verhaal aan twee vertrouwelingen van de prins. Daarop werd Cornelis de Witt opgepakt en langdurig gefolterd maar hij ontkende de aantijgingen. Uiteindelijk vielen beide broers De Witt ten prooi aan een ware volkswoede en werden ze gruwelijk omgebracht.

Zie ook: Willem Tichelaar


Willem Tichelaer (links) en Cornelis de Witt (rechts)
Prent van Gaspar Bouttats I

Watersnood 1709

De rivier de Merwede was dichtgevroren na hevige vorst, waarna een plotselinge dooi intrad en het ijs in grote schollen een weg zocht naar zee. Er ontstonden ijsdammen in de rivier. Bij Hardinxveld braken de dijken door en bij dijkpaal 14 ontstond en gat van 45 meter. Ook bij dijkpaal 15 verzakte de Merwededijk, hier ontstond een gat van 88 meter. De daardoor ontstane waal had volgens landmeter Abel de Vries een diepte van 15 meter. De hele Alblasserwaard stond onder en was pas in maart 1710 weer droog.

Zie ook: Geschiedenis Alblasserwaard

Prins Johan Willem Friso verdrinkt

Als generaal in het Staatse Leger was Johan Willem Friso meestal in een legerkamp in de Zuidelijke Nederlanden om mee te vechten in de Spaanse Successieoorlog. Stadhouder Willem III had hem tot zijn enige erfgenaam benoemd, waardoor Johan vanaf 1702 de titel van Prins van Oranje voerde. Maar meer vorstelijke personen maakten aanspraak op de erfenis van Willem III en om de erfeniskwestie te beslechten, werd er in 1711 een bijeenkomst in Den Haag belegd.

Johan Willem Friso verliet op 11 juli het legerkamp, bracht de nacht door te Rijssel en arriveerde in de middag van de 14e aan de Moerdijk. Zijn koets ging op de gewone pont, hijzelf stapte in een kleine schuit. Het weer, tot op dat moment rustig, sloeg plotseling om. De Prins stapte daarom over op de pont en nestelde zich in zijn koets, om te schuilen voor het slechte weer.

Wellicht door het stormachtige weer kwam de pont niet goed uit aan de kant van Strijensas. Veerknecht Pieter Cornelissen moest daardoor bijdraaien. Op dat moment werd het vaartuig door een sterke windvlaag gegrepen en omgegooid. De Prins slaagde erin uit de koets te komen. Een van zijn metgezellen greep hem met de moed der wanhoop bij de hand, maar vergeefs. Een volgende golf sleurde de Prins mee, het kolkende water van het Hollands Diep in.

De dienaar van de Prins, Hilken, onderging hetzelfde lot, terwijl de rest van de opvarenden maar net konden worden gered door kleine sloepjes die in allerijl vanaf Striensesas waren uitgevaren. Pas acht dagen later, op 22 juli, werd het ontzielde lichaam van de Prins uit het water gevist door een schipper uit Klundert. Het stoffelijk overschot werd naar Dordrecht gebracht, waar het werd gebalsemd. In februari 1712 werd Johan Willem Friso bijgezet in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.


Prins Johan Willem Friso verdrinkt in 1711

Watersnood 1726

Op 7 februari 1726 veroorzaakte meegevoerd ijs in de Merwede opnieuw een dijkdoorbraak. De overstroming deed huizen, schuren, keten en hooibergen wegslaan, en in de hele Alblasserwaard stonden dorpen tot aan de daken onder water. Mensen vluchtten met hun vee naar de kerken op de dijken. Eind april konden de molens beginnen met het wegmalen van het water uit de polders. De Staten van Holland scholden de belastingen kwijt aan de ontredderde en verarmde bevolking in de Alblasserwaard.

Zie ook: Overzicht dijkdoorbraken Alblasserwaard

Overstroming Alblasserwaard 1740-1741

In de winter van 1740-1741 vond een grote overstroming plaats in het gehele Nederlandse rivierengebied. De Alblasserwaard liep bijna geheel onder water. Alleen Hardinxveld, dat buiten gedijkt was, bleef droog.

In november 1740 stond het water al zo hoog dat het op enkele plaatsen over de dijken spoelde, maar op 24 december om 4 uur in de ochtend bezweek de Lekdijk tussen Ameide en Lexmond. Kort daarna brak ook de Lingedijk op vijf plaatsen door. De mensen gingen naar de steden of trokken naar de hoge dijken, waar men zich behielp op zolders van huizen langs de dijk. Anderen verbleven in hutjes op de dijk of gewoon onder de blote hemel. Ook het vee stond hier in grote getale, loeiend om voer dat veelal achtergelaten was of nat geworden. In veel dorpen leek de kerk een stal, zoveel vee stond er. Veel volk begaf zich met hun vee naar Hardinxveld. Dat dorp lag buiten de dijk en doordat het water binnen de dijken stond, bleef het in Hardinxveld droog.

Het was heel moeilijk om met vaartuigen het gebied in te gaan. Er stond een sterke westelijke wind, later noordelijk en deze bleef maar waaien, vele dagen achtereen. De golven klotsten over het land en men waagde het niet om het gebied te bevaren. Een schipper met zijn knecht, die dat wel deden, kwamen in het water terecht toen hun schuit om sloeg. Een vrouw die ze gevonden hadden in een huis, verdronk alsnog. De schipper en zijn knecht werden gered doordat ze op de omgeslagen schuit klauterden.

Ook was er veel drijfijs, dat van bovenaf de rivier af kwam. Dit zette zich vast zodat de rivier bijna geheel gestremd raakte. Meer kwaad nog deed de wind. Eerst werden de meeste huizen door de westenwind en het water aan de westzijde ingeslagen. Later, toen er een noordelijke wind kwam te waaien, sloeg ook de noordzijde eruit. Daken raakten los door de wind en dreven met de golven weg. Vele huizen werden totaal vernietigd door het natuurgeweld.

Zie ook: Geschiedenis Alblasserwaard

Oproer Alblasserwaard 1747

In juli 1747 kwam de Alblasserwaard in opstand tegen de belastinginner op de graanaccijns en het algemene systeem van belastingverpachtingen. Deze belastinginning kwam in een tijd dat de boeren al in de problemen zaten vanwege twee grote overstromingen in 1741 en 1744, en vanwege een ernstige ziekte onder het vee in 1745.

Molenaar Gerrit Lopik uit Gijbeland bij Brandwijk verzamelde in Groot-Ammers, Streefkerk, Bleskensgraag en Vuilendam mensen om in opstand te komen tegen deze nieuwe belastingronde. Uiteindelijk trokken 500 mannen en vrouwen van Vuilendam richting Giessenburg, Giessen-Oudekerk, Giessendam en Hardinxveld. Bij de rellen werden huizen van politieagenten geplunderd en in Hardinxveld werd cafébaas Nicolaas Wits doodgestoken.

Het proces tegen de deelnemers aan de opstand sleepte enige tijd voort, maar werd gestaakt toen in 1748 de verpachte belastingen werden afgeschaft.

Zie ook het artikel over de opstand op Dag van Toen en het artikel op Streekgeschiedenis Alblasserwaard.

Watersnoden in 1775 en 1776

Op 14 en 15 november 1775 werd Noordwest-Overijssel zwaar getroffen door een storm waarbij de dijken doorbraken. Het dorp Beulake werd vrijwel geheel verwoest. In Mastenbroek verdronken zeventien, in Kamperveen negen en in Oosterwolde twintig mensen. De stad Kampen kwam onder water te staan door een dijkdoorbraak in de buurt. De overstroming ging zo snel, dat de stad al onder water stond nog voordat inwoners in staat waren hun huisraad van beneden naar boven te brengen, vee naar hoger gelegen gebieden te vervoeren en zichzelf in veiligheid te brengen.

In 1776 braken de dijken opnieuw door, wederom in november. Het dorp Beulake werd voor de tweede keer verwoest en nu ook verlaten. Op veel plaatsen kwam het water hoger dan in 1775. De eilanden in de Zuiderzee werden zwaar getroffen, in de eerste plaats Schokland waar gedeelten van het eiland onder water verdwenen. Een driemaster, die bij de ‘Swartendijk’ bij Kampen gestrand was dreef zelfs over het eiland heen. Op Urk was sinds 1773 de ‘afbrokkeling’ van het Hoge klif benoorden de vuurtoren, het hoogste deel van de keileembult, zo toegenomen, dat men er ieder jaar nieuwe maatregelen tegen moest nemen. Maar de novemberstormen van 1775 en vooral die van 1776 tast, ondanks de palenrij, het keileemklif zeer aan. Er wordt een groot gedeelte weggeslagen.

Zie ook: Watersnood 1775 en Watersnood 1776


Watersnood 1776

Grote brand Giessendam

Zondagmorgen 21 september 1777, ’s morgens even na 6 uur, ontstond bij de bakker van Giessendam brand. Blussen lukte niet en zondagmiddag bleek dat 18 huizen met schuren in vlammen opgegaan waren. Omdat de brand zo snel om zich heen greep, konden de meeste bewoners bijna niets van hun inboedel bergen. “Het aanzienlijkste gedeelte van het Dorp is verbrand” zo schrijft de Middelburgse courant.

Tijdens de brand ging het huis van schout en secretaris Cornelis Brooshooft verloren, en daarmee ook de administratie van de gemeenten Giessendam, Giessen-Oudekerk, Peursum en Laagblokland, inclusief de administratie van de belastingen, alle contanten en papieren en de diaconiekist.

Zie ook: Dorpsbranden Giessendam


Middelburgsche Courant van 27 september 1777

Bataafse Republiek

De Bataafse Republiek (1795–1806) (in de toenmalige spelling Bataafsche Republiek), vanaf 1801 het Bataafs Gemenebest geheten, was een republiek die het grootste gedeelte van het huidige Nederland omvatte. De republiek was gevormd naar voorbeeld en met militaire steun van de Franse Republiek, waarvan de Bataafse Republiek een zusterrepubliek was en de facto een vazalstaat. Op 1 maart 1796 kwam voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een nationaal en democratisch gekozen parlement bij elkaar. Aan de Bataafse Republiek kwam een einde bij de stichting van het Koninkrijk Holland in 1806, omdat Napoleon niet blij was met de gang van zaken in Nederland.

Zie ook: Wikipedia

Watersnood 1799

De watersnood van 1799 trof vooral het rivierengebied in het oosten en midden van het land, met name de dorpen Doornik en Haarsteeg werden zwaar getroffen. In het westen viel de nood mee, hoewel het water ook bij Gorinchem hoog stond.

Zie ook: Watersnood 1799


Gorinchem op 20 februari 1799

Koninkrijk Holland

In 1806 werd het Koninkrijk Holland opgericht om de voormalige Bataafse Republiek beter te controleren. De broer van Napoleon, Lodewijk, werd koning, maar Napoleon was niet erg blij hoe deze zich profileerde. Lodewijk probeerde de Nederlandse belangen te dienen in plaats van die van zijn broer. Nadelige Franse maatregelen zoals de dienstplicht en het Continentaal stelsel voerde hij slechts met tegenzin uit.

In de winter van 1809 kwam het einde van het koninkrijk in zicht. Op Walcheren vond een Engelse invasie plaats. Hoewel deze door Franse en Nederlandse strijdkrachten werd afgeslagen, betekende het een verdere beschadiging van Lodewijks positie als vorst. Napoleon vond dat het verzet te traag op gang was gekomen. In december 1809 werd Walcheren onder Frans bestuur geplaatst. Op 16 maart 1810 werd het gebied ten zuiden van de Waal en Merwede door Frankrijk ingelijfd en enkele maanden later het resterende deel van het koninkrijk.

Zie ook: Wikipedia

Brand van 1807

Op 20 maart 1807 gingen 17 huizen (waarin 24 gezinnen woonden) in een brand verloren. Dit keer werd de Kattenbuurt in Buitendams getroffen. Volgens de krantenberichten over deze brand werd de Kattenbuurt ook wel de Ashoek genoemd. Onder andere van de familie J. de Leng, wonende ten westen van het pand waar de brand ontstond, ging alles verloren. De Leng kon nog maar met moeite zijn vrouw en 7 kinderen uit het brandende huis redden. Bij de brand zijn 16 koeien en 2 paarden omgekomen. De brand was zichtbaar tot in Dordrecht zo melden de kranten.

Zie ook: Dorpsbranden Giessendam

Watersnood 1809

Door een zeer strenge winter waren de killen in de Biesbosch dichtgevroren. Hierdoor ontstond de situatie dat rivierwater langs Dordrecht naar de zee werd afgevoerd. Er ontstonden grote ijsdammen waarachter het waterpeil razendsnel steeg met dijkdoorbraken als gevolg.

Het is een van de grootste rampen die zich in het rivierengebied heeft voltrokken. Het water kwam hoger dan de watervloed die in 1784 het oostelijk rivierengebied trof.

Zie ook: Watersnood 1809




De overstroomde gebieden in januari 1809

Inlijving bij het Franse Keizerrijk

In 1806 hief keizer Napoleon Bonaparte de Bataafse Republiek op en vestigde het Koninkrijk Holland, dat in 1810 op zijn beurt plaats moest maken voor een rechtstreekse annexatie door Frankrijk. Vanaf dat moment waren de inwoners dus drie jaar lang echte Fransen. In 1813 ging het gebied op in het soeverein vorstendom der Verenigde Nederlanden, dat in 1815 tezamen met Zuid-Nederland en het huidige België en Luxemburg door het Congres van Wenen zou worden erkend als het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Zie ook: Wikipedia

Stokjesdag

Sinds 1810 staat Nederland volledig onder Frans gezag. Omdat de vijanden van Frankrijk de export uit Frans gebied boycotten, treft dit ook de Nederlandse economie. De staat van het land verslechtert snel.

Als in 1813 mannen worden opgeroepen voor Franse militaire dienst en talloze paarden gevorderd worden, komt de Hoekse Waard in opstand. Op 21 februari 1813 trekken honderden boeren met hooivorken, dorsvlegels, stokken en stenen naar het raadhuis van Oud-Beijerland.

Bestuurder Goswin Joseph Augustin baron De Stassart is daar met 18 gendarmes en 30 militairen aanwezig om de loting voor de militaire dienst te organiseren. Nadat de menigte zich niet laat kalmeren, maken de Fransen korte metten met de boeren. Er vallen 2 doden en tientallen gewonden als de Fransen op de menigte schieten.

Einde Franse tijd

Kort na de Franse nederlaag in Rusland in 1812 hebben allerlei landen zich aaneengesloten in een coalitie die Frankrijk de oorlog verklaart. Daarin zitten onder meer Engeland, Oostenrijk en Pruisen. In Leipzig leveren de troepen in oktober 1813 drie dagen strijd en Napoleon wordt verslagen en verbannen naar Elba.

In Nederland worden in het geheim al plannen gemaakt om een nieuw landsbestuur te vormen als de Fransen vertrokken zijn. Maar de Fransen houden nog een tijd stand, voornamelijk in de vesting Gorinchem. Een leger van Pruissen en Russische Kozakken komt in november de Fransen verjagen, al heeft de bevolking van de Alblasserwaard met plunderingen en vernielingen bijna net zo veel te stellen met de geallieerden als met de Fransen eerder. Pas op 5 februari 1814 geven de Fransen zich definitief over.

Zie ook: Vergeten Verhalen

Linieschip Amsterdam

De Amsterdam was een linieschip van een klasse van vier schepen, waarvan het eerste de Admiraal Zoutman (1798) was en de twee overige de Admiraal Evertsen en de Admiraal De Ruijter (1806), met een bewapening van 80 stukken.

Op 29 oktober 1815 vertrok de Amsterdam onder ktz. H. Hofmeyer als onderdeel van een vloot van 7 schepen van de rede van Texel naar Nederlands-Indië. Aan boord van deze vloot, die onder commando stond van schout-bij-nacht Buyskens, bevond zich de commissie die als taak had de koloniën van de Engelsen over te nemen. Naast deze commissie vervoerde de vloot ook 1.800 militairen, een groep ambtenaren en 2.000.000 gulden aan contanten. De vloot arriveerde in april en mei 1816 in Nederlands-Indië.

De Amsterdam is tijdens de terugreis naar Nederland in 1817 vergaan in de Algoabaai. Het vervoerde een deel van de collectie naturalia die de botanicus Caspar Georg Carl Reinwardt had verzameld voor de Hortus botanicus te Leiden.

Zie ook: Wikipedia


De Amsterdam op het IJ - Nicolaas Baur (1807)
De Braband - een zelfde schip als de Amsterdam in dezelfde vloot

Watersnood 1820

Tijdens een heel koude winter zorgde kruiend ijs voor een dijkdoorbraak in de Lekdijk bij het dorp Langerak. Met kanonschoten werden de bewoners van de Alblasserwaard gewaarschuwd. Het water kwam meer dan 3 meter hoog en meerdere dijken, waaronder de Lingedijk en de Waaldijk begaven het.

Boeren werden gedwongen het vee op de waterzolders onder brengen. Arbeiders uit lager gelegen huisjes kropen ook bij boeren op zolder. Er trokken ook mensen naar Oud-Alblas, het hoogstgelegen dorp in de beneden-waard. Maar ondanks dat de dorpskerk hoog gebouwd was, bleef het water op het marktplein maar stijgen. Op het land zaten soms wel 16 tot 20 mensen dagenlang op de zolders van boerderijen, naast het gestalde vee. Pas in maart en april daalde het water voldoende, terwijl er op sommige plaatsen in juni zelfs nog een halve meter water in de polder stond.

Zie ook: Geschiedenis Alblasserwaard




Watersnood 1820

Stormvloed 1825

De Stormvloed van 1825 was een stormvloed die plaatsvond tussen 3 en 5 februari 1825 en grote schade veroorzaakte langs de Nederlandse, Duitse en Deense Waddenkusten en met name de oostelijke kust van de Zuiderzee. In de Nederlandse provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Utrecht en Holland leidde de stormvloed tot ernstige dijkdoorbraken en overstromingen waardoor 379 mensen het leven verloren. Hiervan vielen er 305 in de provincie Overijssel, 25 in de provincie Holland en 17 in de provincie Friesland.

In Friesland waren verschillende dijkdoorbraken in Lemsterland en bij Schoterzijl, waarna bijna de hele zuidelijke helft van de provincie en de veengebieden onder water kwamen te staan. Bijna heel noordwest Overijssel overstroomde, mede door het overstromen van de Vecht. In deze streek vielen veel slachtoffers. Ommerschans en Heino bleven nog net gespaard, alsook een klein stuk bij Zwolle. In Groningen liep het Oldambt, Delfzijl en (door het doorbreken van de Reitdiepdijken) ook Paddepoel onder en kwam het water tot aan Appingedam en Siddeburen. Ook werden huizen op de punt van Reide weggespoeld. In Drenthe reikte het water tot aan Zuidwolde.

Zie ook: Wikpedia


Stormvloed 1825

Cholera-epidemie 1832-1833

Op 25 juli 1832 kwam in Scheveningen een boot aan met daarin een aantal botersmokkelaars die vanuit Engeland terug naar Nederland kwamen. Deze mannen brachten de ziekte mee, die zich in rap tempo verspreidde over het hele land. Het merendeel van de slachtoffers viel in Zuid-Holland. De epidemie duurde tot januari 1833 en in totaal werden zo'n 14.000 mensen ziek waarvan er ongeveer 5000 overleden.

Langdurige, Eerlijke en Trouwe Dienst

Het eerste Onderscheidingsteken voor Langdurige, Eerlijke en Trouwe Dienst werd in 1825 door Koning Willem I bij Koninklijk Besluit ingesteld. De onderscheiding was voor het leger en het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger gereserveerd. De koning besloot dat de gediende jaren sinds 1813 voor het ereteken meetelden. De dienstjaren in de Keizerlijk Franse, Hollandse en Bataafse leger en ook die in de geallieerde legers telden niet mee.

Het ereteken werd toegekend in brons voor 12 jaar en in zilver voor 24 jaar dienst. Bij Koninklijk Besluit no. 67 van 13 april 1859 werd ook een gouden medaille ingesteld voor 36 jaar dienst. De tropenjaren, jaren doorgebracht in Nederlands-Indië, telden voor pensioenen en medailles dubbel. Daarom kregen soldaten op Java al na 12 jaar hun zilveren ereteken.

Wikipedia

Cholera-epidemie 1848-1849

In 1848 en 1849 kwam de tweede choleragolf op gang. Er werden speciale ziekenhuizen voor cholerapatiënten ingericht om zo de verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Verschillende commissies werden opgericht die probeerden cholera te bestrijden. In 1854 ontdekte de Britse arts John Snow dat cholera veroorzaakt werd door vies water. Hierdoor ontstond het besef dat de riolering en de hygiëne anders en beter moest worden georganiseerd. Het duurde echter nog een tijd voordat dit ook gerealiseerd kon worden, zodat er ook in 1866 nog een derde grote epidemie kon uitbreken in Nederland.

Cholera-epidemie 1866-1867

De Sliedrechtse burgemeester meldde in 1868 in een rapport aan de koning dat zijn inwoners doorgaans rivierwater uit de Merwede dronken. Zelden regenwater, slechts enkele huizen hadden een regenbak; wel- of slootwater dronken de inwoners niet. Ook meldde hij dat het rivierwater troebel was als het rivierwaterpeil er hoog was. Het eerste cholera-geval met dodelijke afloop was op 20 juni 1866 bij een 53-jarige weduwe die nooit van huis ging. Een dag later had zich een 2e geval voorgedaan op een uur afstand van de eerste patiënt. Tussen deze gezinnen was geen connectie, een derde geval openbaarde zich op 25 juni in het huis tegenover de 2e patiënt. Het betrof een visser die ’s nachts diarree gehad had, maar wel nog de rivier was overgestoken om te vissen. Hij werd naar huis gebracht en overleed er al snel. Alhoewel de buren en bekenden hiermee in contact geweest waren deed zich daar geen nieuw geval meer voor. Zelfs de man en kinderen van de 2e patiënt, die toch 36 uur met de dode in een klein vertrekje verbleven, raakten niet besmet. Dokter Prins Visser meent dan ook dat de ziekte van buiten gekomen moest zijn, in tegenstelling tot het 1e geval. Hij vermoedde dat een kind de ziekte meegebracht had toen het in Zwijndrecht en Dordrecht geweest was. De ziekte verspreidde zich in Sliedrecht het meest rond de 1e, 2e en 3e patiënt, het minst onder de armere inwoners.

Meer informatie over de gevolgen voor de omgeving van Sliedrecht: Cholera in de Alblasserwaard

Cholera-epidemie 1866-1867

De eerste slachtoffers in Ambt Vollenhove (waartoe Steenwijk behoorde) waren twee rondtrekkende turfstekers die een tent deelden. Uiteindelijk zouden 20 mensen ziek worden, waarvan er 15 overleden.

Winter 1870

In de winter van 1870 vroren de grote rivieren dicht, zelfs de Merwede. Rond half februari van dat jaar moest de scheepvaart zijn activiteiten staken en maakten de veerlieden voetpaden over het ijs. Het duurde uiteindelijk tot maart voordat de rivieren weer ijsvrij waren.

Meer informatie over de gevolgen voor de omgeving van Sliedrecht: Winter in de Alblasserwaard

Hendrika Jacoba van Noort

Hendrika woonde met Johannes vanaf 1912 aan de Bilderdijkstraat 37 in Utrecht. Na de dood van Johannes in 1925 trouwde zij opnieuw, met Pieter Benjamin van Dulst. Pieter was al eerder getrouwd geweest met Philippina van Scherrenburg, waarmee hij een dochter had, Hendrikje van Dulst. Zij zou in 1931 met Evert Beverwijk trouwen, de zoon van Hendrika en Johannes.


Hendrika Jacoba van Noort

Eerste Wereldoorlog 1914-1918

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal, maar het land was volledig van slag. Het normale dagelijks leven bestond niet meer. Alle jonge mannen waren gemobiliseerd, en elders gedetacheerd. De vrouwen moesten in het economisch leven hun plek innemen. In de grote steden als Den Haag en Rotterdam ging het leven min of meer gewoon door, maar in de kleinere plaatsen waren de gevolgen van de oorlog veel directer zichtbaar. De kust moest verdedigd en vele op zee omgekomenen spoelden aan. Er was tekort aan alles en oproer dreigde.

Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen, zodat honderdduizenden Belgen hun toevlucht zochten bij in Nederland, vooral in Zuid-Holland.

Spaanse griep

De Spaanse Griep dook in de zomer van 1918 voor het eerst op in Nederland, vooral onder militairen. Mensen kregen hoge koorts, maar de ziekte kostte relatief weinig levens. In heel Nederland kwamen tot september 815 mensen om het leven. Aan het einde van de zomer leek de Spaanse Griep grotendeels verdwenen. Maar in oktober keerde de ziekte terug, vaak in combinatie met longontsteking. Dat zorgde voor een forse stijging van het aantal sterfgevallen. Alleen al in de maand oktober overleden 3208 mensen aan de Spaanse Griep.

Door het hoge aantal ziektemeldingen is het dagelijks leven in het land behoorlijk verstoord. Winkels blijven dicht, omdat de exploitanten ziek zijn. Post wordt met vertraging bezorgd en ook het openbaar vervoer heeft fors te kampen met ziekteuitval en de telefoondienst werkt ook met vertraging. Zelfs in ziekenhuizen ontstaan problemen door het hoge aantal ziektegevallen.

De Tweede Wereldoorlog in Sliedrecht

Op 10 mei 1940 begint voor Nederland de Tweede Wereldoorlog. Nederlandse militairen graven zich in aan de Merwesingel (nu de Adriaan Volkersingel) en laten de spoorbrug springen. Op deze manier hopen ze de Alblasserwaard tegen een inval van de Duitsers te beschermen.

Rotterdam wordt op 14 mei gebombardeerd. Vanuit Sliedrecht zijn de rookwolken in de heldere lucht boven Rotterdam te zien en is het geronk van de zware bommenwerpers, die terugkeren van hun aanval op weerloze burgers, te horen. De oorlog is verloren en de Nederlandse troepen in Sliedrecht worden door de Duitsers krijgsgevangenen gemaakt.

Treinramp Sliedrecht 1942

Op 27 november 1942 stond de stoptrein naar Dordrecht om half 7 's avonds te wachten op station Sliedrecht toen een tweede trein uit de richting Leerdam op hetzelfde spoor terecht kwam en zich met hoge snelheid in de achterste wagons boorde. De ravage was enorm. De stoomlocomotief reed nog ongeveer honderd meter door, voordat deze ontspoorde. De houten wagons werden in elkaar gedrukt, alsof ze van papier waren. De meeste slachtoffers zaten in de stoptrein. Een van de treinstellen vloog daarna in brand en de oranje gloed van het vuur was in heel Sliedrecht te zien.

De reddingswerkzaamheden worden bemoeilijkt door de verduisteringsvoorschriften. In 1942 was het niet toegestaan om in de avond lichten te gebruiken. Ondanks de bijzondere omstandigheden, stonden de Duitsers het niet toe dat er alsnog lichten ontstoken werden. Het brandende treinstel werd niet geblust, omdat het vuur voor het enige licht zorgde, dat reddings- en bergingswerkzaamheden mogelijk maakte.

De oorzaak bleek een verkeerd afgestelde wissel waarbij een sein op veilig stond terwijl het spoor niet vrij was. Bij het ongeluk kwamen 18 mensen om het leven en raakte 61 mensen gewond.




Treinramp Sliedrecht 1942

Bombardement juli 1940

Een Engels vliegtuig van de R.A.F. probeert een aantal rijnaken en andere schepen in de Sliedrechtse haven te bombarderen. In de haven lagen ook enige baggerbakken en twee zelfvarende baggerschepen. De bommen komen echter ver van hun doel verwijderd neer.

Het woningblok aan de Brugstraat tussen de Pr. Hendrikstraat en de Julianastraat wordt het ergst getroffen. De daken zijn omhoog getild en de muren vallen naar buiten. Huisraad en inwoners zijn naar buiten geblazen. Enige huizen aan de Pr. Hendrikstraat worden zwaar beschadigd, één woning is totaal vernield. Zeer veel ruiten zijn tot op grote afstand gesprongen. In totaal zijn er acht doden te betreuren.

Begin Tweede Wereld Oorlog in Indonesië

In januari 1942 valt het Japanse leger het eiland Tarakan voor de kust van Borneo, het huidige Kalimantan, binnen. De eerste gevechten op zee vinden al snel hierna plaats. Op 27 februari werd de geallieerde vloot bestaande uit Nederlandse, Amerikaanse, Britse en Australische schepen verslagen tijdens de Slag in de Javazee en van 28 februari tot 1 maart 1942 landden de Japanse troepen vrijwel ongestoord op vier plaatsen langs de noordkust van Java.

Meer informatie: Verovering Nederlands-Indië (Wikipedia)

Merwegijzelaars

Op vrijdag 14 april 1944 schiet Joop Westdijk, een 16-jarig lid van de NSB, zonder enige aanleiding de Giessendammer Wouter Smit bij het station Giessendam-NederHardinxveld dood. Als reactie lokt de ondergrondse op 9 mei een aantal landwachters de Biesbosch in.Op de Merwede bij Sliedrecht lopen de NSB-ers in een val. Vanaf de Helsluis openen de verzetsmensen het vuur. De landwachters vuren terug en verzetsman Kristiaan Ketel uit Sliedrecht wordt getroffen. Onder de landwachters vallen twee doden. Het zijn de leden Okkersen en Westdijk.

De Duitsers nemen maatregelen en de Grüne Polizei en de Wehrmacht sluiten op 16 mei met 2500 man het gebied langs de oevers van de Merwede van Sliedrecht tot Boven-Hardinxveld af. Een razzia volgt en alle mannen tussen 18 en 25 jaar worden opgepakt en bij de kerk bijeengedreven. ’s Avonds worden ze in gesloten overvalwagens afgevoerd naar een doorgangskamp in Amersfoort. Velen zijn binnen een periode van zes weken weer thuis. Een deel van de mannen wordt niet vrijgelaten, maar in de nacht van 6 op 7 juli 1944 naar ‘heropvoedingskampen’ in Duitsland gestuurd. Een groot aantal mannen zal nooit terugkeren in Sliedrecht.

Einde Tweede Wereldoorlog

Op 4 mei 1945 wordt 's avonds de overgave van de Duitsers bekend. Het Duitse leger blijft echter nog in Sliedrecht, wat tot spanningen leidt met de bevolking. Pas enkele dagen later komen de eerste geallieerde militairen Sliedrecht binnen.

Baggerdorp Sliedrecht werkt mee aan verschillende projecten om het land weer op te bouwen. Onder meer wordt aan het stoppen van een dijkdoorbraak op Walcheren gewerkt, de dijk bij Westkapelle wordt gesloten en in Rotterdam en Amsterdam wordt zand opgespoten voor de nieuw te bouwen wijken Slotermeer, Slotervaart en Osdorp.

In het eigen dorp begint de zoektocht naar de eerder tijdens de oorlog in de bodem verstopte spullen. Veel metalen voorwerpen zijn door zuren behoorlijk aangetast. Ingemetselde voorwerpen in de woningen of onder de vloeren komen wel goed weer te voorschijn. Ook aan de Sliedrechtse woningen is heel wat te herstellen. De scholen beginnen weer met de lessen, maar in de winter tijdens de vorst worden de kolen gespaard en blijven de scholen gesloten. Scholen hadden direct na de oorlog gebrek aan allerlei middelen, zoals speelgoed op de bewaarschool en papier op de lagere school. Levensmiddelen zijn nogal schaars en vaak alleen verkrijgbaar met daarvoor bestemde bonnen.

Einde Tweede Wereld Oorlog in Indonesië

De overgave van Japan op 2 september 1945 betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië. Na de nucleaire aanval op Hiroshima (6 augustus), de Russische oorlogsverklaring en inval in Mantsjoerije (9 augustus), en de nucleaire aanval op Nagasaki (eveneens op 9 augustus), nam keizer Hirohito het besluit om over te gaan tot capitulatie. Dit werd bekendgemaakt op 15 augustus. De akte van capitulatie werd op 2 september ondertekend aan boord van USS Missouri, in de Baai van Tokio. Deze plek was gekozen door generaal MacArthur, die hiermee de inzet van de Amerikaanse marine wilde eren.

Uitroeping Republiek Indonesië

Kort na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 riepen de Indonesische leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Hierop braken vijandelijkheden uit tussen Indonesische nationalisten en de geallieerde troepen die strategische posities in de archipel hadden ingenomen.

In oktober 1945 ontbrandde de strijd om Surabaya, een stad die de nationalisten na bloedige gevechten moesten prijsgeven. Bij deze strijd waren nog geen Nederlandse strijdkrachten betrokken. In maart 1946 werden Nederlandse troepen in Indonesië toegelaten en verlieten de geallieerden Indonesië.

De Nederlandse regering erkende de Republiek Indonesië niet als onafhankelijke staat, maar beschouwde haar als een opstandige beweging binnen de kolonie Nederlands-Indië, waartegen 'politioneel' moest worden opgetreden. Vanuit die visie wilde de regering niet spreken van een onafhankelijkheidsoorlog, maar van een opstand.

Eerste politionele actie

Het plan voor de operatie 'Product' was de bezetting van de economisch belangrijke gebieden die suiker, rubber, thee, koffie, kina en cacao produceerden in het westen en oosten van Java. Ook de bezetting van de gebieden rond de Nederlandse enclaves op Sumatra en de oliebronnen bij Palembang op Sumatra waren een doel.

Op 21 juli 1947 braken de Nederlandse troepen uit hun enclaves en daarmee was de eerste politionele actie begonnen. Tezelfdertijd voerden onderdelen van de Mariniersbrigade twee amfibische landingen uit op de kust van Oost-Java, één landing vond plaats op de noordkust op het strand van Pasir Putih de tweede landing was op de oostkust in de Menengbaai. Het Republikeinse leger (TNI) probeerde de Nederlandse opmars te vertragen door het opblazen van bruggen, het opwerpen van wegversperringen, het leggen van hinderlagen en het tot ontploffing brengen van bermbommen. Doel hiervan was om de eigen troepen in veiligheid te kunnen brengen en zo mogelijk de tactiek van de verschroeide aarde te kunnen toepassen. Een rechtstreekse confrontatie met de Nederlandse troepen, die over een veel grotere vuurkracht beschikten, werd zo veel mogelijk vermeden.

De gestelde doelen op Java werden vlot bereikt. Heel West-Java, met uitzondering van het meest westelijke puntje (Bantam) werd bezet, evenals Oost-Java en het nabijgelegen eiland Madura. De gebiedsuitbreiding op Sumatra bleef relatief bescheiden. De economische doelen van Operatie Product werden gehaald.

Door ingrijpen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) werd een staakt-het-vuren afgekondigd, dat op 5 augustus 1947 van kracht werd. Op 17 januari 1948 volgde een formele wapenstilstand bij de Renville-overeenkomst, vernoemd naar het Amerikaanse oorlogsschip waar de onderhandelingen werden gevoerd.

Meer informatie: Eerste Politionele Actie (Wikipedia)

Tweede politionele actie

De eerste politionele actie had een oplossing van het conflict niet naderbij gebracht. De guerrilla-activiteit in de veroverde gebieden bezorgde de Nederlandse troepen handen vol werk en voortdurende verliezen. De onderhandelingen met de Republiek waren vastgelopen.

De instandhouding van de legermacht in Indië vormde een zware last voor de schatkist en bovendien waren de dienstplichtigen hard nodig voor de economische wederopbouw van Nederland en voor de vorming van strijdkrachten in Europa.

Het doel van de tweede actie was een einde maken aan de Republiek, waardoor zij zou verdwijnen als partij in het conflict. Volgens het operatieplan zouden Nederlandse troepen het resterende grondgebied van de Republiek in Java en Sumatra binnentrekken en daar posities innemen.

Uiteindelijk werden alle territoriale doelen in Midden-Java bereikt, maar op Sumatra bleef de actie beperkt tot de bezetting van een aantal strategisch gelegen plaatsen in Republikeins gebied. Toch was men er niet in geslaagd de TNI de genadeslag toe te brengen. De tegenstander had het niet op een beslissende slag laten aankomen, maar had zich volgens tevoren opgestelde plannen teruggetrokken op plaatsen – deels elders op Java - die buiten bereik van de Nederlanders lagen en van waaruit de guerrilla zou worden gevoerd.

De internationale reactie was furieus. Kort na het begin van Operatie Kraai kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in spoedzitting bijeen. Aangevoerd door de Amerikanen werd Nederland met Resolutie 63 gesommeerd de vijandelijkheden onmiddellijk te staken en de Indonesische leiders vrij te laten. Aan die eerste eis werd gehoor gegeven. Op Java werd de actie gestaakt op 31 december 1948 en enige dagen later volgde Sumatra. De beoogde gebiedsuitbreiding was toen al min of meer gerealiseerd. De tweede eis werd echter niet ingewilligd: de Indonesische leiders bleven vastzitten.

Meer informatie: Tweede Politionele Actie (Wikipedia)

Eenheidsstaat Indonesië

In mei 1949 ging de Nederlandse regering overstag. Er werd op 5 mei 1949 een akkoord gesloten met de Republiek (de ‘Van Roijen-Roem-overeenkomst’) dat voorzag in de ontruiming van Yogyakarta, vrijlating en terugkeer van de Republikeinse leiders en stopzetting van de guerrilla. In de nacht van 10 op 11 augustus 1949 werd het staakt-het-vuren van kracht, maar het bleef daarna nog geruime tijd onrustig. Een definitieve regeling van het conflict moest worden bereikt op een rondetafelconferentie (RTC) in Den Haag, in de vorm van wat uiteindelijk werd genoemd de RTC-overeenkomst.

In de onderhandelingen stelden de Indonesische nationalisten zich soepel op en werd een aantal Nederlandse gevoeligheden ontzien. Het onafhankelijke Indonesië zou een federale structuur kennen: de Verenigde Staten van Indonesië. De band met de vroegere kolonisator zou vorm krijgen in de Nederlands-Indonesische Unie. Financieel-economische afspraken werden gemaakt die de Nederlandse economische belangen moesten veiligstellen. Nieuw-Guinea, ten slotte, werd buiten de soevereiniteitsoverdracht gehouden en zou in afwachting van een definitieve regeling onder Nederlands bestuur blijven. Dit hele pakket vertoonde veel overeenkomst met het ‘aangeklede Linggadjati’ dat de Republiek drie jaar eerder had verworpen. Maar inmiddels waren de omstandigheden ingrijpend gewijzigd. De Indonesische leiders blaakten van zelfvertrouwen en genoten groot internationaal aanzien, terwijl de rol van Nederland in de voormalige kolonie was uitgespeeld. Als de Nederlanders eenmaal waren vertrokken kon Indonesië zijn eigen interpretatie van de gemaakte afspraken volgen.

Op 27 december 1949 vond in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats. Na de mislukte staatsgreep van kapitein Westerling tegen de stad Bandung en de regering-Hatta op 23 januari 1950 streefden de aanhangers van de eenheidsstaat naar opheffing van de deelstaten (de negara's en daerah's). Op 9 maart 1950 hieven de negara's Djawa Timoer (Oost-Java), Sumatra Selatan (Zuid-Sumatra) en Madoera zichzelf op. De deelstaat Oost-Sumatra ging op 17 augustus 1950 op in de Republiek en op dezelfde dag, de vijfde verjaardag van de Indonesische onafhankelijkheid, riep Soekarno de eenheidsstaat uit.

Meer informatie: Onafhankelijkheid Indonesië (Wikipedia)